Op donderdag 14 november 2013 is de Willy van Heumenprijs voor de derde maal uitgereikt en wel aan prof. dr. Bas Blaauboer, hoogleraar Alternatieven voor dierproeven in de toxicologische risicobeoordeling bij het Institute for Risk Assassment Sciences, divisie Toxicologie, van de Universiteit Utrecht.
De Raad van advies van de stichting motiveerde de nominatie voor de prijs als volgt:
Prof. Bas Blaauboer is sinds 2008 hoogleraar op de Doerenkamp-Zbinden leerstoel “Alternatieven voor dierproeven in de toxicologische risicobeoordeling” in Utrecht, mogelijk gemaakt met financiële ondersteuning van de Doerenkamp-Zbinden Foundation (Zwitserland). Hij is gedurende 4 decennia betrokken geweest in diverse functies bij de 3 V’s op het terrein van de toxicologie. Hij heeft een grote bijdrage geleverd aan de in vitro toxicologie, zowel nationaal als internationaal binnen en buiten Europa. Daarnaast heeft hij naast onderzoek ook veel input gegeven aan workshops op het terrein van de toxicologie.
Hij is een ‘stille kracht’ die op vriendelijke, doch niet-aflatende wijze heeft gestreefd naar de toepassing van 3V-methoden in de toxicologie. Zijn verdiensten liggen vooral in het professionele veld (bij het brede publiek is hij waarschijnlijk minder bekend). Bovendien past zijn gedachtegoed zeer goed in deze tijd, waar de V van Vermijding aan belang wint.
Brede inzet voor alternatieve aanpakken, voorstander van mind-shift en veranderingen in bijvoorbeeld risicobeoordelingen. Communicatief is hij sterk en hij heeft ook veel oog voor opleiding van jonge onderzoekers.
De prijsuitreiking geschiedde door prof. dr. Hans Clevers, president van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, tijdens de in het gebouw van ZonMw te ‘s-Gravenhage gehouden projectleidersbijeenkomst “Openheid & Transparantie”, Communiceren op het snijvlak van wetenschappelijke beloften en maatschappelijke verwachtingen van dierproeven en 3V-alternatieven.
Over de besteding van de pijs (€ 25.000) heeft prof.Blaauboer het volgende geschreven:
Het prijsbedrag is voor een groot deel besteed aan het volgende project: de organisatie van een internationale workshop met als doel het bestuderen van de verdere mogelijkheden om in de in vitro toxicologie ook aandacht te besteden aan langdurige of herhaalde blootstelling aan stoffen. Dit was – en is – een belangrijk onderwerp, omdat bij het vervangen van dierproeven door dierproefvrije methoden in de toxicologische risicobeoordeling dit als een groot probleem wordt gezien. De titel van de workshop was: “Time matters”.
Vanouds is in de in vitro toxicologie (het bestuderen van de toxische werking van de stof in bijv. celculturen) veel aandacht besteed aan eenmalige of kortdurende blootstelling aan stoffen. Veelal was de focus gericht op het ontrafelen van de toxische werkingsmechanismen, waarbij relatief weinig ingegaan werd op de kwantificering van de effecten, op een manier dat de effecten in verband zouden kunnen worden gebracht met wat er in een intact organisme zou kunnen gebeuren. De laatste jaren is hier, mede door ons eigen werk in Utrecht, verandering in gekomen en wordt getracht de in vitro resultaten te vertalen naar de in vivo situatie, en dit wordt dan aangeduid met de frase: quantitative in vitro-in vivo extrapolation (QIVIVE). Juist dat kwantificeren is een grote uitdaging. Men moet dan rekening houden met wat er gebeurt met de (mogelijk) toxische stof in de in vitro: is de blootstelling op de plek van werking wel relevant voor wat er in een intact organisme gebeurt? En vervolgens moet een werkzame concentratie van de stof vertaald worden in een dosis (dus een hoeveelheid) waaraan bijv. mensen blootgesteld worden.
Als we dan ook nog rekening moeten houden met de factor tijd dan kan men zich voorstellen dat het niet eenvoudig is om een in vitro model te ontwikkelen dat het dierexperiment vervangt waarbij langdurige of herhaalde blootstelling aan de orde is. En daaraan is juist in de risicobeoordeling van stoffen grote behoefte: bedenk daarbij dat het hoogst zelden is dat we eenmalig of kort blootgesteld zijn aan stoffen zoals we die in ons dagelijks leven of op de werkplek tegenkomen.
Tijdens de driedaagse workshop, waaraan werd deelgenomen door 15 toxicologen uit Europa en de VS, werd aandacht besteed aan de volgende onderwerpen:
1. Het beter begrijpen van de biologische processen die een rol spelen bij langdurige blootstelling:
– ophoping van de stof,
– aanpassing aan de blootstelling (het “voorproever effect”: gewenning)
– uitputting van verdedigingsmechanismen
– gevoelige perioden (kunnen we voorspellen of een stof bijv. op ongeborenen, jongeren of juist ouderen meer of minder effect heeft
2. Het ontwerpen van relevante in vitro systemen voor langdurige blootstelling.
3. Hoe kunnen deze methoden ook werkelijk in gebruik worden genomen?
De resultaten van de workshop worden verwerkt in een wetenschappelijk artikel.